“Kleine John was nog geen twee jaar en liep altijd in een jurkje. Dat was veel makkelijker, want als hij een plas moest doen hoefde hij alleen maar te gaan zitten en daar had hij geen hulp voor nodig. Hulp was er overigens nauwelijks, want in het weeshuis waar hij woonde met 20 andere kinderen waren maar twee nannies en die bleven nooit langer dan drie maanden. Het personeel wisselde zo vaak omdat het onderbetaald werd en de werkomstandigheden waren erbarmelijk. Ook de omstandigheden voor de kinderen waren slecht. Ze waren ondergebracht in oude varkensstallen, de daken lekten en er waren niet genoeg bedden en te weinig dekens. De weduwe die het huis leidde was vaak afwezig en vertelde dat ze gewoon het geld niet had om de zaak op te knappen. De kinderen die hier opgroeiden hadden een onzekere toekomst, want een kind dat liefdeloos opgroeit zal dat zijn leven lang bij zich dragen en komt vaak in de criminaliteit terecht.

Daarom besloten we te helpen. De kinderen waren allerliefst en we namen ze ook mee naar Bushcamp. Daar werden ze al gauw de lievelingen van de vrijwilligers. Maar een Bushcamp is niet genoeg om kleine jongens als John op te laten groeien tot stabiele en eerlijke persoonlijkheden. Daarom maakten we ons ernstige zorgen over John. Hij had nu genoeg te eten en zijn bed bleef droog maar de aandacht die elk kind nodig heeft, ontbrak en dat merkte je aan John. Elke keer dat we langs kwamen was hij blij, stak zijn duim naar ons op, maar hij werd steeds meer een in zichzelf opgesloten mannetje. Op een dag, vlak voor het Bushcamp, kwamen we langs en was het weeshuis gesloten. De kinderbescherming was langs gekomen en had de kinderen meegenomen en naar andere huizen verplaatst. Waar John en de andere kinderen waren, wist men ons niet te vertellen. Het ergste was dat de kinderen, die in feite alleen elkaar hadden, nu van elkaar gescheiden waren en wederom aan een nieuwe situatie moesten wennen. Voor John vreesden we het ergste. Inmiddels was hij vier en liep nog steeds in een jurkje. Dat hij een overlever was wisten we, maar hoe zou hij zich nu verder ontwikkelen?

Wij besloten de kinderen te gaan zoeken. Er zijn zoveel kleine weeshuisjes in Kenia dat het een zoektocht naar een speld in een hooiberg leek te gaan worden, want zelfs hun officiële namen kenden we niet. Tot we bij het Safe House, een oude gevangenis, terecht kwamen. Hier had Wings of Support jaren geleden een grote wasmachine neergezet en een van de nannies wist zich te herinneren dat een aantal kinderen, waaronder John, hier gebracht was. Hij zat nu in een huis bij Kinankop dat werd geleid door een Nederlander, Thijs van Hunnik. Wij hebben Thijs meteen gebeld en inderdaad: John was met nog twee kinderen opgenomen bij Asante Childrens Home en het ging prima met hem. De volgende dag zijn we naar Kinankop gereden en troffen daar John aan. Niet in een jurkje, maar keurig gekleed ineen broek en shirt. Toen hij ons zag stak hij zijn duim op.

Het huis waar hij nu zit is een oase van vrolijkheid, maar ook van rust en regelmaat. Er zijn genoeg nannies en die gedragen zich als moeders. Er zijn ook mannelijke care takers en dat is belangrijk voor jongetjes als John. John en de andere kinderen van Asante Childrens Home gaan dit jaar weer mee naar het Bushcamp. John, die nu zeven is, gaat opgroeien tot een grote, gezonde en gelukkige Keniaan, waarvan wij zeker weten dat hij zijn plaats indeze wereld zal vinden.”

Door Marius en Inske den Dulk (uit WOSwijs nr.1 2013)

Geen berichten gevonden.